zondag 24 juni 2012

Geef monument eerst een proeftijd


In Nederland staan ruim 50.000 gebouwen die de status van rijksmonument hebben. Elk jaar komen daar nieuwe bij. Om te voorkomen dat gebouwen leeg staan of niet succesvol worden geëxploiteerd, moeten zij eerst een proeftijd als monument krijgen.
De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed wijst vaak naoorlogse gebouwen als monument aan. Vaak wordt zo sloop voorkomen. Maar verdienen alle aangewezen gebouwen de status van monument? Een oud gebouw wordt een echt monument door een unieke combinatie van architectuur, locatie en de loop van de geschiedenis op deze plek. Voor gebouwen van de 20ste eeuw is vaak nog niet duidelijk of ze die bijzondere brede culturele waarde hebben. En door het zekere voor het onzekere te nemen zijn veel van deze gebouwen tot rijksmonument verheven.
Maar alle rijksmonumenten moeten worden bewaard voor het nageslacht en dat kost heel veel geld. Bij bijna iedere aanpassing aan het gebouw moet toestemming worden gevraagd. De Rijksdienst probeert het aanvragen van subsidie makkelijker te maken, maar de bedragen zijn nooit toereikend. Het vinden van een goede bestemming waarbij het economisch haalbaar is om het monument te onderhouden, blijkt vaak moeilijker dan gedacht. Herbestemmen is hot, maar vastgoedondernemers lijken dit soort gebouwen nu te mijden in het huidige gure economische klimaat. Ook de overheid is huiverig geworden om in te stappen
Als er geen middelen zijn voor investering of exploitatie volgt leegstand. Maar door relatief jonge monumenten goed te documenteren, en de documenten hiervan bijvoorbeeld ook via internet te ontsluiten, worden zij toegankelijk en kunnen zo ook beter hun waarde ‘bewijzen’. Geef deze gebouwen eerst een ‘proeftijd’: als ze aantonen blijvend van waarde te zijn door hun unieke combinatie van architectuur, uitstraling, betekenis en functie kan een definitieve aanwijzing tot monument een echte beloning zijn.

(deze tekst is gepubliceerd op de opiniepagina van het FD, 19 juni 2012)

zondag 17 juni 2012

De verhuurdersheffing en het scheiden van wonen en zorg

In het Regeerakkoord van het kabinet Rutte van 2 jaar geleden is voor de corporatiesector een aantal nieuwe maatregelen opgenomen. Verhuurders, die meer dan tien woningen verhuren, zouden door middel van een heffing bij gaan dragen aan de huurtoeslag. Vanaf 2014 zou deze maatregel in gaan en dan zou de opbrengst van deze heffing voor heel Nederland € 760 miljoen per jaar moeten zijn. Dit heet de 'verhuurdersheffing'. Het was een pittige regeling, die enigszins verzacht  werd doordat corporaties de huurder voor scheefwoners harder mochten laten stijgen. Dat laatste is van de baan voorlopig, maar met het Lenteakkoord is wel besloten dat de verhuurdersheffing al  in 2013 wordt ingevoerd, een jaar eerder dus, dan gepland. De specifieke wetgevende teksten moeten nog gemaakt, maar als die voor 31-12 a.s. klaar zijn, gaat het spel op de wagen.

Wat betekent dit voor de zorgsector? En dan vooral in relatie tot het scheiden van wonen en zorg, dat met datzelfde Lenteakkoord is omgebogen tot extramuralisering.
Door deze extramuralisering zijn zorgorganisaties gedwongen om zorgwoningen te gaan verhuren. Het kan dan gaan om vastgoed in eigendom maar ook om vastgoed dat al gehuurd wordt van een corporatie en dus onderverhuurd moet gaan worden.
Zorgorganisaties worden zo dus verhuurder, zonder dat ze daardoor gelijk een toegelaten instelling in de volkshuisvestingssector zijn. Allereerst worden nieuwe cliënten met lage ZZP's huurder van zorgorganisaties, maar het zal vast niet lang duren of alle bestaande cliënten moeten de woonruimte waar ze nu zitten gaan huren. Volgens mij gelden dan de regels voor de verhuurdersheffing onverkort voor zorgorganisaties, De doelgroep van huurders zal immers huurtoeslag gaan ontvangen en daar moeten verhuurders in gaan bijdragen. Enig criterium is een minimum aantal verhuurde eenheden (10), maar daar zullen zorgorganisaties al snel aan toe zijn.

Veel GGZ en GHZ organisatie hebben vastgoed in eigendom, ook waar het lagere ZZP doelgroepen betreft. Helaas, mag ik uit ervaring zeggen, blijkt dat bezit altijd groter te zijn dat ze zelf denken. Er zitten veel 'erfenissen' in de vastgoedportefeuille die niet altijd scherp op het netvlies staan. Dus over dat eigendom zullen ze wel door de Belastingdienst, die de maatregel moet gaan uitvoeren, worden aangeslagen. Maar hoe zit het met vastgoed dat die zorgorganisatie al huren van een corporatie en moeten gaan onderverhuren? Wie wordt dan door de Belastingdienst aangeslagen: de corporatie als eigenaar of de zorgorganisatie als verhuurder? Voor de zorgorganisatie is het dan te hopen dat de verhuurdersheffing een 'bezitsheffing' is. Zorgorganisaties kunnen nooit voor 1-1-13 nog een financiële reserve aanboren om al die heffingen te dragen. Door de omvorming van het scheiden van wonen en zorg naar extramuralisering komt deze verhuurdersheffing ook wel heel onverwacht in het vizier, daar hebben zorgorganisaties zich nooit op kunnen voorbereiden. Het zal al een hele dobber zijn om alles op tijd op een rijtje te hebben voor nieuwe lage ZZP's en financieel boven water te blijven bij een verhuurdersheffing, zeker ook na 2014, als de extramuralisering verder zal worden doorgezet.



zaterdag 16 juni 2012

Kostendiscussie en bereikbaarheid van SEH's

Stress in ziekenhuisland: de RvZ geeft aan dat Nederland met 'minder ziekenhuizen' toe zou kunnen.  Het is nodig om de meer complexe en acute zorg op minder plekken te concentreren, omdat anders de kosten van de zorg onhoudbaar door zullen groeien. Ziekenhuizen, met name de kleinere en meer lokaal georiënteerde, proberen nu zelfs via bijzondere polissen hun bestaansrecht te bewijzen. Minister Schippers probeert ondertussen een brede maatschappelijke discussie op gang te krijgen via Youtube en Facebook over de betaalbaarheid van de zorg in de toekomst. Tja, wat moet je daar als burger van vinden?

Soms is klein beter, soms groot. Klein is op de menselijke maat toegesneden en persoonlijk, natuurlijk vinden we dat beter. Wanneer of hoe zou groot dan beter zijn?

Het Calamiteitenhospitaal in Utrecht, onder het UMCU, is een 'slapend ziekenhuis' of een stand-by ziekenhuis. Normaal is er geen patíënt te vinden. Maar bij grootschalige ongelukken zoals met bussen of vliegtuigen, of incidenten zoals een overstroming kan het binnen een half uur opgestart zijn en volledig draaien zodat de meest ingewikkelde en complexe gewonden geholpen kunnen worden op het allerhoogste niveau. Ze noemen dat daar ook wel: van 0 tot 200 in 30 minuten. En die 200, dat zijn dan de bedden. Ze kunnen er alles aan en hebben overal ervaring mee, ook dankzij de militaire achtergrond. Denk aan brandwonden, schotwonden, bacteriële infecties, enge virussen, vergiftigingen. Alle zwaargewonden van mogelijke rampen en ongelukken op land, in de lucht en op het water zijn welkom in het Calamiteitenhospitaal. En alle slachtoffers van hetzelfde incident kunnen daar tegelijk terecht, je hoeft dus als familie niet te zoeken waar iemand is (denk nog maar even aan het vliegtuigongeluk met Turkish Airlines waar één vrouw pas na 3 dagen de dood van haar man bevestigd kreeg, omdat niemand wist waar hij naartoe gebracht was).

Wat dit te maken heeft met de kostendiscussie uit de eerste alinea? Zo'n Calamiteitenhospitaal kost toch alleen maar geld? De beschikbaarheid alleen al kost zo'n 3 miljoen per jaar, zo heb ik begrepen.
Zouden we dit Calamiteitenhospitaal niet hebben, dan houden we het systeem dat bij een groot incident met veel slachtoffers deze mensen allemaal volgens een door-gepolderd verdelingssysteem over de regionale ziekenhuizen worden verspreid. Ongeacht of daar de juiste kunde in huis is (denk bijvoorbeeld aan de slachtoffers van de schietpartij in Alphen, die met meervoudige schotwonden in het streekziekenhuis belandden) en wat dit betekent voor de belasting van de SEH daar? SEH's raken verstopt met gewonden van de lichtere categorie, die soms zelf naar het ziekenhuis komen, zodat de zwaargewonden die later per ambulance binnengebracht worden niet kunnen worden opgevangen. Regionale SEH's zijn niet voorbereid op de logistieke vraagstukken rond grote groepen gewonden, het Calamiteitenhospitaal wel.

Ik denk dat de beschikbaarheid van het Calamiteitenhospitaal goed kan zijn in financiële zin voor de BV NL. Het zou vaker ingezet kunnen worden dan nu gebeurt. Wat mogelijk als gevolg kan hebben, dat SEH's in bepaalde regio's kunnen sluiten, omdat de beschikbaarheid en de overcapaciteit minder groot hoeft te zijn. En dat scheelt heel veel geld!
Wel speelt hier altijd de emotionele discussie over de afstand naar een SEH. Mijn idee is echter, dat het veel belangrijker is dat we binnen een bepaalde tijdslimiet goede artsen ter plaatse hebben, bv. met helicopters, die goed kunnen triageren. Want zeg nou zelf, het gaat om de kwaliteit van zorg. Niemand wil een SEH om de hoek, waar ze met jouw brandwonden, infectieziekten etc. geen raad weten. Of de verwondingen niet goed inschatten en je naar huis sturen met inwendige bloedingen, omdat het zo druk is. Ik zou een half uur verder rijden, want zo groot is Nederland ook weer niet!




dinsdag 12 juni 2012

Babyluikjes helpen niet tegen infanticide

Op 2 juni schreef publiciste Heleen Crul een opiniestuk in het NRC met als titel 'Babyluikjes of babylijkjes'. Zij betoogt de terugkeer van de mogelijkheid in onze samenleving van het anoniem afstaan van pasgeboren kinderen. Zij onderbouwt dit met de stelling dat dit babymoord zou voorkomen.

Als in de krant nieuwsberichten verschijnen over neonaticide, het doden van pasgeboren kinderen, vaak door de moeder, is dit altijd schokkend. Het gaat in tegen alles wat begrijpelijk of logisch verklaarbaar is. Sommigen zeggen dan ook dat het 'tegen de natuur' is. Bekende gevallen van meervoudige babymoord zijn de laatste jaren de vrouw uit Nij Beets en de vrouw uit Beverwijk. Als je eerlijk naar deze gevallen kijkt, met simpel boerenverstand, moet je toch bekennen dat een babyluikje voor deze baby's niet de redding zou zijn geweest. Waarschijnlijk, al weten we dat niet zeker, was er veel meer aan de hand met de geestelijke gezondheid van deze moeders en al meerdere jaren....

Maar zou het te vondeling leggen van een baby enkelvoudige neonaticide kunnen voorkomen? Ik vraag het me sterk af. In Nederland is er een veel opener klimaat als het gaat om ongewenste zwangerschappen in vergelijking met de periode kort na de oorlog. Bij ongewenste zwangerschap zijn er veel mogelijkheden om tot een oplossing te komen voor moeder en kind. En ja, natuurlijk zijn er ook nu gemeenschappen waarin een ongewenste zwangerschap nog steeds als een groot schandaal wordt gezien, vergelijkbaar met hoe we er in de jaren 50 mee omgingen. Maar kunnen de jonge vrouwen die in die gemeenschappen gevangen zitten, dan wel zo'n babyluikje bereiken als het ze niet lukt om de huisarts benaderen bijvoorbeeld? Waar moet zo'n luikje dan komen? In hartje Amsterdam? Hoe moet je daar als moslima uit Kerkrade, om maar 'ns iets te noemen, ooit komen in je eentje met een baby die er niet mag zijn?

Als jonge moeders in nood zijn en geen mogelijkheid zien om het kind zelf op te voeden of om het veilig voor schande af te staan, dan zien zij altijd kans om het kind te vondeling te leggen. Of we nu wel of geen babyluikjes maken. Hiervan herinneren we ons toch ook de gevallen? Moeders die hun kind te vondeling leggen doen dat meestal op een plek waarvan ze zeker weten dat hun kind snel gevonden wordt én waarvan ze denken dat het goed wordt opgevangen. Zij plannen dit zo goed als ze kunnen. Begin dit jaar nog was er een moeder in Groningen zo wanhopig dat ze haar kindje op de stoep van het politiebureau legde. Deze moeder is inmiddels gevonden. En dat vinden we als maatschappij toch de juiste weg? Een kind heeft een grondrecht om te weten wie z'n ouders zijn.

En oh ja, we maken anonieme zaaddonatie onmogelijk, maar zouden babyluikjes introduceren? Beetje tegenstrijdig!

Lobby-en werkt! LG en het scheiden van wonen en zorg

Op 4 april bracht het CVZ een signalement uit 'Zorg en wonen'. Daarin worden scenario's voor scheiden van wonen en zorg uitgewerkt en tot op zekere hoogte doorgerekend in hun macroconsequenties. Het fenomeen mini-NHC werd in dit document inhoud gegeven. Hoewel CVZ de hele AWBZ meenam in dit signalement, werden de afzonderlijke ZZP indicaties wel netjes afgepeld op hun kansen of juist onmogelijkheden om in scheiden van wonen en zorg onder te brengen.

En dan is het ineens 25 mei en ligt er een Lenteakkoord. De AWBZ-zorg wordt helemaal hervormd. De lichte intramurale zorg (ZZP 1-3) wordt voor nieuwe cliënten AWBZ-breed vanaf 1 januari 2013 extramuraal aangeboden. Cliënten moeten voortaan in de eigen omgeving geholpen en verzorgd worden. Het Lenteakkoord doet in een paar zinnen stevige uitspraken.

En dan is het 8 juni en ligt er een brief over de contracteerruimte voor 2013. Daarin worden concrete ZZP´s aangewezen die in het regime van ´versterkte invoering van scheiden van wonen en zorg´ oftwel extramuralisatie meegaan. In het rapport van CVZ gaat de LG nog mee, in het Lenteakkoord zou je dat kunnen lezen en in de contracteerruimte staan ze expliciet niet. Knap lobby-werk van VGN!

De VGN heeft, zo beschrijven ze zelf ook op hun website, zich sterk gemaakt voor beperken van doorvoering van het scheiden van het wonen van de zorg in de gehandicaptensector. Het standpunt van de VGN is dat scheiden van wonen en zorg vaak geen meerwaarde heeft voor de cliënt. 'In veel gevallen - bij een zware lichamelijke of zintuiglijke handicap, of bij ernstig meervoudige beperkingen - is een goede woonomgeving zelfs randvoorwaardelijk voor een goede zorgverlening.' Kennelijk is het gelukt voor wat betreft de LG!

Helaas kun je niet alle punten winnen: de bezuinigingen op het vervoer hakken er ongenadig in voor een groot aantal gehandicapten.

zondag 10 juni 2012

Voorlopige contracteerruimte en scheiden wonen en zorg

De NZa heeft een brief gekregen van het Ministerie van VWS. Het gaat over de contracteerruimte voor 2013. De minnen ten opzichte van het vorige jaar staan op een rijtje. Eén min gaat over de de extramuralisering van nieuwe ZZP's 1 tm 3 per 1 januari a.s.

"100 miljoen, vanwege het versterkt doorzetten van scheiden van wonen en zorg voor nieuwe cliënten in de lage zzp's. Cliënten die voorheen een indicatie voor VV 1 t/m 3, GGZ 1 t/m 3, VG 1 t/m 3 of LVG 1 t/m 2 zouden hebben ontvangen, krijgen in 2013 een indicatie voor extramurale zorg (in functies en klassen). Deze maatregel heeft dus geen effect voor bestaande cliënten. Deze maatregel ga ik verder uitwerken. De resultaten hiervan neem ik mee in de definitieve aanwijzing contracteerruimten 2013."

100 miljoen, da's een heleboel. We wisten al een paar weekjes dat per 1 januari a.s de verblijfscomponent voor de lage ZZP's voor nieuwe indicaties zou verdwijnen. Maar nu vervalt dus ook de aanspraak op de rest van de intramurale indicatie. Het wordt een geheel extramurale indicatie, met een heel ander prijskaartje dan intramurale zorg. Driewerf hoera voor de vergoedingsregeling en 'zorg in natura', want een PGB is niet meer aan de orde vanaf nieuwe indicaties met verblijf vanaf 2012, laat staan voor indicaties zonder verblijf. Dan kan een bezuiniging hard gaan.

Het was natuurlijk ook een beetje tegenstrijdig. Iemand die een ZZP als indicatie krijgt, of het nu ZZP 1 of ZZP 5 of wat dan ook is, krijgt daar mee de boodschap dat het voor hem of voor haar nodig wordt geacht dat een beschermde woonomgeving en toezicht aanwezig is. Dat aspect zou dan met het doorvoeren van scheiden van wonen en zorg voor de lagere ZZP's weer worden ontkend. Het is in zekere zin logischer als de hele indicatie bij een zekere omvang in zorgvraag dan maar volledig extramuraal gebeurd. En ja, als de wooncomponent niet meer via de AWBZ wordt bekostigd, maar door de cliënt zelf wordt betaald is dat een mooie bezuiniging voor VWS.

De ZZP systematiek is ontwikkeld vanuit een intramurale setting en de zorgomvang in een ZZP is berekend op de zorguren binnen een instelling. Dat levert een ander tijdsbestedingsplaatje op dan zorguren die je thuis, extramuraal dus, krijgt. Binnen een instelling valt doelmatigheidswinst te halen bij het verlenen van zorg. Het gaat vaak om 'gemiddelden' zodat flexibele aanwending mogelijk is en er snel op- of afgeschaald kan worden. Om rechtsgelijkheid te krijgen tussen lage ZZP's die intramuraal verblijven en die straks extramuraal zitten, zou het waarschijnlijk zo moeten zijn, dat er meer uren nodig zijn om eenzelfde niveau te bereiken. Daarnaast betekent extramurale zorg bij dezelfde zorgzwaarte dat er een heel veel groter beroep zal worden gedaan op de mantelzorg om die beschermde woonomgeving en toezicht te regelen. Benieuwd wat er over de vergoedingregeling en zorg in natura gaat staan in de beloofde brief over de langdurige zorg die eind juni zou komen. Helaas is die brief uitgesteld.

Overigens is het natuurlijk weer een fantastisch Kafkaesk staaltje dat de toegezegde intensiveringsmiddelen voor de gehandicaptensector en de geestelijke gezondheidszorgsector weer teruggedraaid worden in de brief aan de NZa over de voorlopige contracteerruimte. Er was eigenlijk nog maar een paar maanden duidelijk hoe deze middelen zouden worden verdeeld!

zaterdag 2 juni 2012

Het organiseren van de vastgoed-taak binnen een zorgorganisatie, deel 5: Key Performance Indicators (KPI’s)

Hoe weet je of je op de goede weg bent? Of je binnen de gestelde tijd en met de uitgezette koers ook het doel gaat halen? Veel organisaties waar gewerkt wordt vanuit de gedachte van integraal management werken met een dashboard of Balanced ScoreCard (BSC) met daarop een aantal thema’s die onder de loep genomen worden. Prestatie-indicatoren heten die thema’s. Ookwel Key Performance Indicators (KPI’s)of Kritische Prestatie Indicatoren in het Nederlands.
Elke organisatie moet voor de eigen business KPI’s ontwikkelen. Er bestaat geen standaard, iedere organisatie moet zelf die KPI’s ontwikkelen die passen bij de eigen organisatiedoelen. N.B. KPI’s zijn geen vervanging van financiële rapportages, maar een kwalitatieve aanvulling daarop.
De afdeling vastgoed zal dus eigen specifieke KPI’s moeten benoemen. Deze KPI’s moeten daadwerkelijk iets zeggen over de prestatie die de afdeling vastgoed levert en de mate waarin de doelstellingen zijn behaald. Meten alleen om het meten is zinloos.
KPI’s moeten duidelijk zijn, slechts voor één uitleg vatbaar, oftewel SMART geformuleerd. Ook moet met de KPI een ontwikkeling, een trend in kaart kunnen worden gebracht. Het heeft geen toegevoegde waarde om te meten aan een thema waarvan je weet dat het perfect loopt en alles op tijd en binnen kaders wordt gerealiseerd. Het kan dus goed zo zijn, dat een KPI na enkele jaren van het scorebord verdwijnt, omdat de ontwikkeling ervan voltooid is.
Daarbij is het aan te bevelen de set aan KPI’s beperkt en overzichtelijk te houden. Het instrument KPI’s is een management tool, geen doel op zich.
De vastgoedafdeling binnen een zorgorganisatie heeft twee ‘klanten’ waarvan het belangrijk is dat bijgehouden wordt of deze klanten goed worden bediend. Dat zijn de Raad van Bestuur aan de ene kant en de zorgclusters/ -divisies aan de andere kant.
Voor de Raad van Bestuur is het van belang dat de afdeling vastgoed de rol van eigenaar van het vastgoed goed invult.
Voor de zorgdivisie is het van belang dat de afdeling vastgoed de wensen die zij hebben rond huisvesting goed beantwoord.

Herbestemmen van (monumentaal) zorgvastgoed

Op 10 mei 2012 werd een boekje gepresenteerd met de titel 'Een 2de leven, de bijzondere praktijk van zorg en herbestemmnen'. Dit boekje is ontstaan door het onderzoekswerk van Aedes-Actiz Kenniscentrum Wonen-Zorg (KCWZ) en Architectuur Lokaal.

Omdat ikzelf in mijn praktijk nogal een tegen monumentale zorggebouwen aanloop en de worsteling zie om deze panden een goede nieuwe bestemming te geven, was ik erg geïnteresseerd. En ja, het is een aardig boekje. Leuke projecten, met mooie foto's (voor de architecten onder ons!) waar het enthousiasme over herbestemmen vanaf straalt. Maar toch bleef het na het gezellige symposium en lezing van het boekje knagen. Biedt het overzicht nu perspectief voor de toekomst? Uitzicht op een breed gedragen herontwikkeling van bestaand zorgvastgoed?

De indeling van de projecten in categorieën biedt een goed houvast om wat uitspraken te doen over de kansen die bestaand zorgvastgoed biedt op herbestemming.

Eén categorie betreft nl. helemaal geen zorgvastgoed, maar 'gewoon' vastgoed dat wordt herbestemd voor zorgfuncties. Interessante cases zitten erbij, echt pareltjes. Een oude molen waar nu gehandicapten wonen, prachtig. Maar ik moet zeggen, het geeft ook wel een beeld uit de hoogtijdagen van de vastgoedbubbel. Alles kon, geld is geen issue. En daarbij valt het ook op dat veel projecten zorgfuncties combineren met andere functies, soms ook commercieel. Zijn dergelijke ontwikkelingen haalbaar op dit moment? Misschien hier of daar nog, maar niet voor heel Nederland.

De tweede categorie betreft zorgvastgoed dat wordt verbouwd om de ontwikkelingen in zorgverlening bij te houden. Met aanbouw van extra voorzieningen bijvoorbeeld. Tja, dat gebeurt wel vaker. Voor mij zie ik dit niet als zuivere vorm van ´herbestemmen´.

En de derde categorie dan? Dat is een spannende: zorgvastgoed dat wordt omgebouwd voor een nieuwe bestemming, niet-zorg dus. Daar zullen we de komende tijd steeds vaker mee te maken gaan krijgen, met dank aan de introductie van de NHC. Zorginstellingen stoten hun vastgoed zoveel mogelijk af en dat moet allemaal op de markt worden getransformeerd. Helaas komen er uit het KCWZ maar twee smaken naar voren. Kennelijk is het alleen mogelijk om een verzorgingshuis of verpleeghuis om te bouwen tot
  1. hotel; 
  2. of studentenhuisvesting
En dan gelden toch weer alle oude wetten over de waarde van vastgoed. De waarde van vastgoed wordt bepaald door: locatie, locatie, locatie. Tja en dan blijf je mooi zitten met al dat monumentale vastgoed, ver van de bewoonde wereld in de bossen of bij zee....

Het organiseren van de vastgoed-taak binnen een zorgorganisatie, deel 4 : Ladder van Joroff

Om het niveau van professionaliteit van de vastgoedorganisatie te duiden, kan gebruik worden gemaakt van de ‘ladder van Joroff’: het model ‘Five Stages of Corporate Real Estate Development’. Kenmerkend aan de fasen die een organisatie op deze ladder doorloopt, is dat men de kennis en ervaringen die men opgedaan heeft in eerdere niveaus mee neemt naar de hogere niveaus.
Sterker nog, het competentie-/ professionaliteitsniveau waarop de vastgoedorganisatie zich bevindt, wordt mede bepaald door de mate waarin men in staat is om de eerder opgedane kennis en ervaring te gebruiken bij het beheer van onroerend goed. De ontwikkeling van een vastgoedorganisatie valt of staat dus bij de aanwezigheid van de juiste informatie en de kennis om deze informatie te beheersen. Elke trede van deze ladder van Joroff kan alleen bestaan bij de gratie van de onderliggende treden.
De huidige vastgoedorganisatie van veel vastgoedorganisatieonderdelen binnen zorgorganisaties is meestal in te delen in de fase Beheerder. Een hoger niveau was onder het bouwregime ook niet nodig. Een prikkel om door te ontwikkelen ontbrak. N.B. De fase Beheer houdt niet in dat de vastgoedorganisatie uitsluitend vastgoedbeheer uitvoert. Het betekent dat alle taken, ook die uit de as van de strategie uit het CREM model, door de organisatie uitgevoerd worden op het niveau en met de attitude van de Beheerder.
De omschrijving van de 5 fasen van de ladder van Joroff
  • De beheerder is aanbod gestuurd, operationeel gericht, technisch van aard en reactief in haar handelen.
  • De controller is gericht op het bieden van geschikte huisvesting en het kwalitatief instandhouden ervan, tegen een achtergrond van het minimaliseren van de huisvestingslasten. Deze worden doorberekend aan de eindgebruikers.
  • De makelaar is gericht op het verbinden van vraag en aanbod, om te komen tot optimale huisvesting. De makelaar is vraaggericht, adviserend en proactief in het handelen.
  • De ondernemer kijkt naar het perspectief van de totale portefeuille en heeft het vastgoed georganiseerd als profit organisatie. De ondernemer rekent de gebruiker een marktconforme huur.
  • De strateeg anticipeert met zijn vastgoedbeleid op het ondernemingsbeleid. De strateeg stuurt, is leidend naar andere bedrijfsonderdelen en is proactief.

(vrij naar Mattousch 2010)

Scheiden van wonen en zorg in de Cobouw

Op 31 mei  2012 stond in de Cobouw het artikel 'Meer werk door snelle ombouw verzorgingstehuis' van Merel van der Ham. Leuk is dat altijd, een artikel over de zorg in een blad van een hele andere branche. Zo lees je nog 'ns hoe er van buiten naar de sector wordt gekeken!
Voor de eigen doelgroep van Cobouw, de bouwsector, is natuurlijk van belang dat er snel meer opdrachten komen. De bouw heeft het heel erg zwaar, al jaren. Ieder artikel dat de verlossing predikt is welkom, positieve berichtgeving beïnvloedt de stemming en als het sentiment goed is, kan er van alles gebeuren! Als journalist moet je natuurlijk wel dicht bij de waarheid blijven en de kop past dan ook eigenlijk niet bij de inhoud van het artikel. De kop concludeert veel te snel dat de beleidswijzigingen rond het zorgvastgoed, en dan vooral van de bekostiging ervan, zullen leiden tot bouwactiviteiten.

De stelling van de Cobouw is: lagere zorgzwaarten komen niet in aanmerking voor vergoeding van huisvesting, dus de verzorgingshuizen worden niet meer gefinancieerd, dus zullen verzorgingshuizen allemaal moeten worden verbouwd tot verpleeghuizen. Hartstikke goed voor de bouw!

Jammer voor de bouwsector maar helaas, zo zal het niet gaan. Het is natuurlijk zo dat deze maatregelen al lang boven de markt hangen en veel zorginstellingen zich al jaren aan het voorbereiden zijn. En nu met het Lenteakkoord een versnelde invoer van swz is afgesproken, dringt de tijd voor zorginstellingen tot actie over te gaan. Echter, de actie die genomen zal worden is hoofdzakelijk administratief van aard. Er zullen namelijk huur-, zorg- en gebruiksovereenkomsten moeten worden opgesteld. Werk vooral voor juristen dus, niet direct voor de bouwsector.

Daarbij komt nog dat de afgelopen jaren de meeste verzorgingshuizen die geschikt waren om om te bouwen tot verpleeghuis allang zijn verbouwd. Helaas beschikken zorginstellingen ook nog over veel gebouwen die met geen mogelijkheid geschikt te maken zijn voor die zwaardere zorg. Te kleine kamers, inflexibele constructie, veroudere installaties etc. Om dat werkelijk aan te passen tot een aanvaardbare kwaliteit van een verpleeghuis is een investering nodig die op geen enkele manier te verantwoorden, laat staan te financieren is. Dat gaan we in de zorg dus ook niet doen.

Wellicht is de snelle introductie van swz in de breedte van de AWBZ een ‘blessing in disguise’. Met swz wordt directe verhuur door de zorginstellingen aan ouderen mogelijk binnen de kaders van het woningwaarderingsstelsel. Door een groot gebrek aan huisvesting voor deze doelgroep, wat de komende jaren alleen maar zal toenemen, zal er vraag gaan ontstaan naar deze woningen. En ook al vinden de meeste mensen op dit moment de woningen waar het om gaat kwalitatief onvoldoende, als je een woning kunt krijgen voor een schappelijke prijs, waar ook nog zorg geboden wordt, gaat dit absoluut in een behoefte voorzien.