zaterdag 23 februari 2013

College Sanering en de toekomst

Wat moet dat heerlijk zijn: als columnist voor de Zorgvisie elk jaar hetzelfde onderwerp kunnen gebruiken en dan je eigen woorden aanhalen (het lijkt Jacques Brel wel) om je standpunt weer te geven.

Klaas Meersma, partner bij AKD advocaten&notarissen, schrijft al zeker drie jaar op rij over zijn weerzin tegen het College Sanering. In zijn meest recente tekst, van 27 juli 2012, schiet hij op het College aan de hand van het jaarverslag.
Nou heb ik in mijn werk ook niet alleen maar zegeningen ervaren van dit College. Maar om het nu zo belachelijk te maken zoals Meersma doet, dat gaat me te ver. Met name het op de man spelen, op de personen van de directie en de gemachtigden, daar houd ik niet van. Want de argumenten, daar gaat het om.

De stelling van Meersma is, dat het toezicht houden op het vervreemden van onroerend (zorg)vastgoed geen publieke taak is.
Helaas lees ik in zijn columns nergens een argument om deze stelling, die overigens heel interessant is, te ondersteunen. Wat is wel zie is dat hij de vorm, het College Sanering dus, waarin die toezichthoudende taak wordt uitgevoerd onderuithaalt.

De vorm

En hoewel dus de wijze waarop Meersma dat doet, niet de mijne is, kan ik me wel vinden in het ter discussie stellen van het in stand houden van een zelfstandig bestuursorgaan voor een taak die tot nu toe zeer beperkt is. Ook heb ik vraagtekens bij de vorm waarin het toezicht wordt gehouden: met een pool van onafhankelijke (maar wat is onafhankelijk?) zzp-ers. Het is een set van vaak gepensioneerde old boys (het zijn echt bijna alleen maar mannen) in het zorgvastgoed die de rol van gemachtigden invullen. In de praktijk gaat het, los van de kwestie of nu echt de juiste expertise aan tafel zit, wringen dat de gemachtigden alle tijd van de wereld hebben en vastgoedcasus zien als een hobby, waar de zorgorganisatie haast heeft en wil doorwerken. Elk uur dat de gemachtigde aan een casus besteed, mag hij declareren, dus gevoelsmatig lijkt er wel 'ns wat te worden gerekt.
Het tempo van het bureau in Utrecht is eveneens van ambtelijke kwaliteit en dat samen zorgt niet voor geringe frustratie bij zorgorganisaties. Transacties in het vastgoed zijn niet gebaat bij lange procedures, met aan het eind altijd nog een dichte mist of het College Sanering nu wel of niet goedkeuring gaat geven. Onzekerheid drukt de prijs, zullen we maar zeggen.

College Sanering en de extramuralisatie


Ik heb al eerder geschreven over de gevolgen van het scheiden van wonen en zorg (dat nu tegenwoordig zelfs helemaal vervangen is door het principe van extramuralisatie) in relatie tot het College Sanering. Reikhalzend heb ik uitgekeken naar de nieuwe beleidsregels hoe dit College om zou gaan met het vervreemden van al dat vastgoed. Het woord 'tsunami' is van toepassing op het aantal te verwachtten aanvragen. Gelukkig is per 14 februari 2013 duidelijk geworden dat je het wel moet melden als je aan kamerverhuur gaat doen en dat het College aan zal geven of goedkeuring is vereist. Duidelijk is dat zij ervan uitgaan dat dit meestal wel het geval zal zijn. Echter, het College geeft grootmoedig aan dat zij niet bij elke individuele kamer een besluit zal gaan nemen, maar meer op hoofdlijnen voor een complex. Dit lijkt in ieder geval de betrokkenheid van gemachtigden in deze processen te waarborgen.

Het rapport van Berenschot van januari 2013 met de voorspelling dat 800 verzorgingshuizen gesloten zullen gaan worden omdat het niet mogelijk zal blijken om huurprijzen te vragen die nodig zijn om de kosten te dekken, klinkt dramatisch. De sluiting van een verzorgingshuis hangt, vreemd genoeg, niet alleen af van financiële parameters. De behoefte aan deze voorzieningen is niet ineens weg in de komende twee of drie decennia. Ouderen zullen gaan ervaren dat alternatieven soms niet haalbaar blijken (bv. thuisblijven wonen in een woning met trap, met de kinderen aan de andere kant van het land). Mensen zullen moeten wennen aan het gegeven dat ze meer moeten betalen voor hun huis en hun zorg. Maar als de kwaliteit van de zorg en de huisvesting goed is en de druk maar hoog genoeg, dan wordt alles vloeibaar. Echter, voor mij blijft het een open vraag of zorginstellingen en corporaties elkaar in de nieuwe onderlinge afhankelijkheid kunnen vinden en niet te veel en te snel in de wielen worden gereden door procedures vanuit een instituut als het College Sanering.
 


Duurzaam inzetbaar?


Een introductiedag voor nieuwe medewerkers. Door de interne P&O-er wordt enthousiast verteld over de laatste trend in zijn vakgebied: het fenomeen duurzame inzetbaarheid. Zijn verhaal doet me denken aan een bekende uitspraak van John F. Kennedy. ”Ask not what your country can do for you - ask what you can do for your country.” Maar dan moet je in plaats van ‘country’ ‘organisatie’ lezen.

Duurzaam inzetbaar zijn betekent dat ja als medewerker gezond, productief en gemotiveerd bent, binnen en buiten de organisatie. Je kunt er dus van alles van maken, waardoor duurzame inzetbaarheid weer zo’n containerbegrip wordt, wat volgens mij maar weinig mensen enthousiast maakt.

Ik hoor en lees vanuit de vakbond en de werkgeversorganisaties vooral berichten dat duurzame inzetbaarheid sterk gekoppeld wordt aan de ‘oudere werknemer’. Je bent al een oudere werknemer als je de 45 bent gepasseerd, ja echt waar. Als je dus ouder bent, moet je er zelf voor zorgen aantrekkelijk te blijven voor een werkgever. Je moet je kennis op peil houden, door zelf initiatief te nemen voor opleidingen en trainingen. Je moet jezelf presenteren als interessante partij, omdat je behalve kennis en ervaring, zo prettig flexibel bent omdat je geen kinderen meer thuis hebt. Sterker nog, je hebt recht op opleiding, want doet de werkgever niets, dan faalt zijn HR beleid en kan hij je nooit verwijten dat je ‘te duur’ zou zijn. Zie de discussie bij Cap Gemini over de vrijwillig verplichte salarisdaling. Standpunt van de vakbond is daar: het is de schuld van Cap Gemini dat de werknemers daar zichzelf niet terug kunnen verdienen. Dan had het management maar tijdig moeten bijsturen en de medewerkers op cursus moeten sturen.

Is het dan automatisch zo dat jongere medewerkers altijd werken aan hun duurzame inzetbaarheid? En dat daar niet meer naar hoeft te worden gekeken om dat zo te houden? Jongeren zijn zich over het algemeen meer bewust van de onzekerheid van hun baan dan oudere medewerkers met vaste contracten. Ik denk dat dit wel eens vergeten wordt in de berichtgeving in de media over verschillen tussen de belangen van generaties, maar er is echt niemand van onder de 40 die zich volkomen veilig waant in z’n baan en denkt dat ontslag of faillissement hem of haar nooit zal overkomen. Daarvoor kent iedereen teveel mensen in de eigen omgeving die dat hebben meegemaakt.

Werkenden in de zorg bijvoorbeeld, worden met jaarcontracten binnen gehaald, na afloop van het contract aan de kant gezet, zodat ze maar bij de concurrent in de regio aankloppen, die hen ook weer een jaarcontract biedt. Zo bouw je niets op aan zelfbewustzijn, geschiedenis met de organisatie, of harde contractuele individuele rechten, maar voldoe je wel aan het duurzame inzetbaarheidsideaal. Het rondpompen van menselijk kapitaal dat ook nog bij lange na niet effectief wordt benut. Geen hypotheek te krijgen voor deze mensen, maar dat is hun probleem, niet van de organisatie. Wat dat voor effect heeft op de woningmarkt is duidelijk, maar we doen net alsof dat niets met elkaar te maken heeft.

Veel organisaties sluiten mensen met een jaarcontract sowieso uit van de mogelijkheid tot interne of externe opleiding. En krijgen hun HR beleid op dit punt bevestigd, doordat deze medewerkers in de flexibele schil redelijk snel weer aan de slag raken, in ieder geval tot een bepaalde leeftijd. Je hoeft niet te vragen, wat voor loon deze mensen moeten accepteren om überhaupt nog te kunnen werken, maar zij zien het overal om zich heen gebeuren en weten dat klagen geen zin heeft. Integendeel.

De campagne van het ministerie van SZW over duurzame inzetbaarheid van werknemers probeert de werkgevers te interesseren voor het onderwerp door te wijzen op het op deze manier kunnen verhogen van de productiviteit, vooral door het verlagen van het ziekteverzuim. Maar werkgevers wijzen op de eigen verantwoordelijkheid van de medewerkers, ook voor hun gezondheid, en lijken de daling van de inzetbaarheid van ouderen liever te accepteren dan te willen oppakken. Gemakszucht. Omdat het op dit moment in de huidige arbeidsmarkt minder ingewikkeld is om nieuwe goedkope jonge mensen te werven. Ook hierin zal de demografie uiteindelijk het laatste woord hebben.