De Rijksbouwmeester sprak erover op 18 juli 2021 in zijn ideale TV avond bij Zomergasten. Er ligt een enorme woningbouwopgave, er wordt gesproken over een behoefte van 1 miljoen extra woningen. Waar moeten die komen? Bouwend Nederland vraagt om meer bouwlocaties en versoepeling van procedures om het proces van nieuwbouw te versnellen.
De Rijksbouwmeester omarmt, samen met Bouwend Nederland en
Platform 31, dat er meer mogelijk is binnen de stad. Het moeten realiseren van
1 miljoen woningen is juist een uitgelezen kans om via deze opgave in één moeite door grote problemen op
te lossen, die op ons afkomen, zoals vergrijzing, klimaatverandering, sociale
ongelijkheid. De Rijksbouwmeester identificeert het oplossen van deze problemen
vooral als een ontwerpopgave, want ontwerpend onderzoek heeft een enorme kracht,
omdat je dan integraal aan het werk gaat met andere disciplines. Dit heet dan
koppelkansen, waarbij opgaven aan elkaar gekoppeld worden in een geïntegreerde
oplossing. Zonder welvaart of waardes op te hoeven geven, kunnen we werken aan
winst voor de toekomst en het leven op deze planeet aangenaam houden.
De Rijksbouwmeester stelt dat er op zich niet per se veel
bij gebouwd moet worden, hij ziet vooral een (her)verdelingsvraagstuk van de
beschikbare ruimte in combinatie met een aantal chirurgische ingrepen in de
stedelijke structuur. Zo zijn er bijvoorbeeld echt wel voldoende
eengezinswoningen in Nederland voor iedereen die een gezinswoning nodig heeft.
Echter, door omstandigheden is het zo gelopen dat nu veel eengezinswoningen
niet meer worden bewoond door gezinnen maar door eenpersoons- of
tweepersoonshuishoudens, die vaak wat ouder zijn. Als deze mensen hun huizen
verlaten en kleiner gaan wonen dan komt er doorstroming op gang. Om deze
(oudere) mensen te verleiden hun woning te verlaten moet er een interessant en
aantrekkelijk aanbod komen van kleinere woningen, bijvoorbeeld in hofjes, waar
je samen zorgt voor je omgeving en elkaar. Die verleidelijke woningen moeten
dan goed worden ingepast in de stedelijke structuur, omdat de stad op zichzelf
al een aantrekkingskracht heeft door het voorzieningenniveau. Dit worden ook
wel ‘chirurgische ingrepen’ genoemd.
Een rapport wat hier wat dieper op ingaat is het rapport van
architectenbureau KAW en het heet heel wervend ‘Ruimte zat’. Dit onderzoek
focust op de naoorlogse uitbreidingswijken in de steden en beweert dat met hun
ideeën binnen nu en 10 jaar wel meer dan 700.000 woningen bij kunnen komen in
juist deze wijken. Misschien dus al wel meer extra woningen dan de
Rijksbouwmeester nodig acht? Wel omarmt KAW het idee van de Rijksbouwmeester
dat een gemiddelde woning best wat kleiner kan, zonder aan comfort in te
boeten. Waar bestaande woningen, ook in de sociale sector nu vaak 70m2 of meer
zijn, zou dat makkelijk tot 50 m2 beperkt kunnen blijven.
KAW identificeert vier manieren om woningen in wijken toe te
voegen:
- bestaande woningen splitsen, uitbouwen, optoppen
- chirurgisch ingrijpen door ‘restruimte’ te bebouwen
- herstructurering, uitgebreid slopen en nieuwbouwen
- randen, wijkranden benutten. mede door vrijkomende ruimte door terugtrekkend verkeer
KAW schrijft dat deze methodiek ook concreet is ingezet bij
onderzoekstrajecten voor specifieke vragen van gemeenten en corporaties is
ingezet en daardoor is deze methodiek in de werkelijkheid getoetst. Al blijkt
uit nieuwsberichten dat een ontwerponderzoek nog geen realiteit hoeft te worden
en dat opdrachtgevers de studies van KAW zien als inzicht gevend maar vooral
ook als een bron van “indicatieve getallen” [1]).
Het presenteren van deze vier oplossingsrichtingen om de
woningnood aan te pakken in de uitbreidingswijken van steden uit de jaren 60,
70 en 80 is mijn inziens een verkooppraatje van een slim architectenbureau. Met
name het sleutelen aan bestaande woningen is in de praktijk nauwelijks
technisch haalbaar. Of slechts te realiseren tegen enorme kosten. De voorbeelden in de studie van KAW laten een
pijnlijk naïeve tekentafelaanpak zien, waarbij slechts op het niveau van de
plattegrond wordt gewerkt. Maar een woning is nu eenmaal driedimensionaal, en
in die derde dimensie zit vaak het transport van nutsvoorzieningen en niet te
vergeten trappen en liften. Het samenvoegen van twee woningen tot drie woningen
is op dat technische vlak zo ingrijpend dat dit slechts per complex kan worden
uitgevoerd en dat maakt het feitelijk een herstructurering. Hetzelfde geldt
voor het plaatsen van extra lagen op bestaande complexen: ook daar moet in de
derde dimensie heel veel gebeuren om dat veilig te doen.
De voorbeelden die in Nederland van splitsen en optoppen te vinden zijn kleinschalig
en zelden gebeurt zo’n ingrijpende actie in een complex waar ook nog gewoon
gewoond wordt omdat de aanpassingen nogal overlastgevend zijn. Daarbij betekent
splitsen en optoppen dat op dezelfde oppervlakte meer mensen gaan wonen, wat druk
geeft op de omliggende openbare ruimte.
[1] https://www.ad.nl/waterweg/architecten-vinden-ruimte-voor-1250-extra-woningen-in-schiedam~aea7238b/