zaterdag 10 september 2022

 

De zomer is voorbij gevlogen, wat mij betreft dan. Op vakantie lijkt er meer rust, maar tegelijkertijd maakt het je meer bewust van wat er gebeurt in de wereld. Rondrijdend in ons eigen land, herinneren de omgekeerde vlaggen aan de verkeerslichten en lantaarnpalen en in de weides langs de provinciale wegen, je voortdurend aan de stapeling en onderlinge samenhang van crises in eigen land (stijgende energieprijzen, droogte door klimaatverandering, dreigende schulden voor mensen), die onlosmakelijk verbonden zijn met wat er buiten onze grenzen gebeurt. Zorgen stapelen zich op en kunnen het zicht op uitzicht vertroebelen.

Op vakantie is er ook meer ruimte om te lezen, ook in de Bijbel. Soms word je dan ineens gegrepen door een verhaal. En deze zomer bleef ik daardoor ‘hangen’ op een overbekend verhaal, dat ineens eruit sprong. En hoe langer ik erop bleef kauwen, hoe meer motieven ik ontdekte, spiegelingen en echo’s van eerdere verhalen, en vooruit wijzingen naar latere verhalen. Heeft het nu allemaal iets te zeggen, of is het in de meest basale manier gewoon van uitzonderlijke literaire schoonheid? Dat laatste, dat weet ik voor mezelf zeker, dat eerste dat is de opdracht om te zoeken. In de Johannes willen we immers een huis van verhalen zijn, weten we dat verhalen kunnen troosten, bemoedigen, veranderen. Wat was dan dat verhaal waar ik aan bleef plakken?

Het gaat om het verhaal over Jacob die zijn kleinzonen Manasse en Efraïm zegent op zijn sterfbed. Als je het hoort, denk je misschien spontaan, net als ik, aan het schilderij met dit tafereel dat Rembrandt schilderde. De kracht van een goed verhaal zit ‘m gelijk ook al daarin: dat je het voor je ziet. Prachtig schilderij, warme kleuren, intiem tafereel. Maar de jongens op dit schilderij zijn veel te jong, kinderen nog, Efraïm en Manasse moeten zeker twintigers zijn geweest. Dat dit laatste ineens zo helder werd, was omdat ik de voorafgaande hoofdstukken van Genesis kort op elkaar had gelezen en daar wordt duidelijk gesproken over wanneer Jozef zonen krijgt (in de eerste zeven vette jaren) en wanneer Jacob naar Egypte gaat (in de magere jaren) en dat Jacob nog 17 jaar in Egypte leefde, voordat hij stierf. Zo verdween een klassieke dia, dat schilderij van Rembrandt, voor mij letterlijk uit beeld en was er ruimte voor een andere invulling.

En ineens zie je dan twee upperclass Egyptische jongemannen opdoemen, zonen van een Egyptische priesteres en de geassimileerde buitenlander die opgeklommen was tot onderkoning. Meer geprivilegieerd kon je het niet krijgen, denk ik. En die jongens moeten met pa mee naar hun opa, ergens in een tent ver van de stad. Een oude man die bijna dood gaat, met oude, hen vreemde gewoontes, een vreemde taal. En bij die oude man ook nog allemaal ooms, die ze nog nooit hebben ontmoet. Die oude man adopteert hen voor ze er erg in hebben als zijn eigen zonen, alsof ‘ie er nog niet genoeg had. En die stervende man spreekt zomaar hun vader de onderkoning tegen, plaatst de jongste zoon boven de oudste, iets wat hij zelf met z’n broer ook blijkt te hebben uitgehaald. En tot slot verankert hij hen samen prominent in de stammen van Israël. En pa vindt dat allemaal nog prachtig ook, die huilt van geluk en dankbaarheid.

Als lezer, denk je, ja, dat klopt, dat is helemaal in lijn met wat hieraan vooraf ging. Maar ik vroeg me af, of Manasse en Efraïm dat ook direct zo logisch vonden. ’t Is niet bepaald een variant op ‘the American Dream’, eerder het tegenovergestelde. Een weg die later Mozes ook ongeveer volgt, van het paleis van de farao naar een leidende rol voor het volk.

Ik zou wel graag willen weten hoe het verder ging met Manasse en Efraïm zelf. Bleven ze, na de begrafenis van Jacob, bij die nieuwe familie? Gingen ze terug naar het paleis? Hoe gingen ze om met de nieuwe verhoudingen, met hun nieuwe, onzekere toekomst? Dat zou ons wellicht juist in deze tijd, waarin wij geconfronteerd worden dat verworvenheden geen zekerheden zijn, kunnen ondersteunen.

zaterdag 28 mei 2022

 

Samenwerken binnen de kerk

De Protestantse Kerk Nederland heeft een visienota uitgebracht met de titel ‘Van U is de toekomst’. In het licht van die visienota wordt door de PKN in de communicatie aandacht besteed aan het thema ‘samenwerken’, Een heel nummer van het blad voor ambtsdragers ‘#protestant’ is eraan gewijd. Onder de titel ‘samenwerken’ staat wervend ‘er is van alles mogelijk’. Nou dat klinkt aantrekkelijk, dat moet ik lezen, dacht ik, want als er een onderwerp is dat relevant is voor onze gemeenschap is het wel samenwerken. In de houtskoolschets waarin we de richting beschrijven voor de komende jaren, schrijven we bv. dat we willen samenwerken met andere wijkgemeenten, andere geloofsgemeenschappen, de diaconie, buurtbewoners, andere gebruikers van ons kerkgebouw.

Samenwerken met behoud van identiteit

De meeste artikelen gaan over het samenvoegen van gemeenten en heel aansprekend of passend voor onze gemeenschap klinkt het niet, ook omdat het over veel kleine landelijke gemeenten gaat die samen móeten werken omdat er geen kader meer te vinden is. Eén artikel sprak echter wel aan, een interview met Jaap Schaveling. Jaap Schaveling is hoogleraar Samenwerken & Leiderschap aan de Nyenrode Universiteit en hij zegt in dat interview verstandige dingen over samenwerken. Dat samenwerken alleen kan slagen als ieder zijn eigen identiteit houdt. Je hoeft dus niet je eigen identiteit op te geven als je samen gaat werken met anderen, juist niet. Wat jij bent, neem je mee en daarmee verrijk je de samenwerking en de relaties die zo ontstaan. Het woord diversiteit hoort daarbij, wat voor sommigen wellicht beladen is. Maar ook in de natuur is diversiteit belangrijk, waar diversiteit is, kunnen bedreigingen (bv. plagen) beter het hoofd worden geboden dan in een monocultuur.

Samenwerken uit verlangen

Schaveling wijst op de risico’s, wanner je juist niet gaat samenwerken en samenwerken zelfs afwijst. Dan ben je als gemeenschap vatbaar voor het gevaar van groepsdenken. Niemand in de groep voelt kennelijk nieuwsgierigheid naar anderen, die anderen laat je niet binnen. Maar dan komt er ook geen nieuwe input binnen, en de inspiratie in de eigen groep droogt op. Als je samenwerkt, hoor je nog ‘ns wat anders, je wordt geprikkeld om na te denken en ook de eigen beelden te bevragen en daarvan te delen. In ontmoetingen waar naar elkaar geluisterd wordt, vormt zich ook de identiteit van individuen en daarmee van de gemeenschap.

Samenwerking ontstaat volgens Schaveling uit het verlangen om iets voor elkaar te krijgen, samen met iemand die je leuk of sympathiek vindt. Samenwerken heeft een zakelijke kant, maar de gevoelskant is minstens zo belangrijk. En dat geeft ook weer een haakje terug naar het jaarthema van de PKN, ‘Van u is de toekomst’, waar ook een groot verlangen in doorklinkt. Verlangen om samen kerk te zijn.