vrijdag 13 maart 2015

Zorgorganisaties failliet door hun vastgoed?



Kwaliteit van zorg is niet eenvoudig te definiëren. Wat is goede zorg? Het antwoord hangt af van het perspectief van degene die je het vraagt. Gemeenten hebben een ander antwoord dan verzekeraars. Familie heeft een ander antwoord dan de cliënt, en zorgverleners hebben weer een ander antwoord. Kwaliteit van langerdurende zorg wordt door vele factoren bepaald. Zonder pretentieus te zijn beweer ik dat huisvesting en vastgoed zeker kunnen bijdragen aan de kwaliteit van de zorg. En tegelijk stel ik ook het tegenovergestelde: slechte huisvesting en ongezond vastgoed doen af aan de kwaliteit van zorg. 

Kwaliteit van vastgoed


De kwaliteit van het gebouw waarin het verblijf of de behandeling plaatsvindt heeft impact op het welbevinden van de cliënt. Uitstraling en comfort dragen bij aan een ‘healing environment’. Als huisvesting niet past bij de zorgvorm, hindert het gebouw de professional en de cliënt. Het gebouw leidt af, met kans op fouten door de professional, en gevoelens van onveiligheid bij de cliënt. Tot zover kan iedereen dat wel navoelen. Maar is het niet ver gezocht, zelfs ‘over de top’, om te stellen dat een gezonde vastgoedportefeuille bijdraagt aan de kwaliteit van zorg? Natuurlijk! Kwaliteit van vastgoed wordt bepaald door juridisch en economische parameters. En er is echt geen verband tussen het resultaat van een intensieve en langdurende behandeling en de huurovereenkomst voor het gebouw waarin die behandeling plaatsvindt. En waarom zou in een slecht presterende vastgoedportefeuille niet toch goede zorg kunnen worden geboden? Een slecht presterende (lees: dure) vastgoedportefeuille kan juist een hoge kwaliteit van huisvesting kennen, waardoor de omstandigheden voor patiënt en zorgmedewerker uitstekend zijn. Uiteindelijk is het hierbij wel de vraag of de zorgorganisatie op termijn voldoende middelen overhoudt, om te blijven bestaan. 

Een voorbeeld uit de jeugdzorg


Zorgaanbieders leggen zelf een direct verband tussen een dure vastgoedportefeuille, faillissement van de zorgorganisatie en de bedreiging van de continuïteit van de zorg.

Ook in de publieke opinie wordt snel een link gelegd tussen de kwaliteit van langdurende zorg en de prestaties van een vastgoedportefeuille. Een recent voorbeeld dat deze stellingname onderschrijft is de casus Zonnehuizen. Uit het onderzoeksrapport van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport uit 2012 naar deze casus valt af te leiden dat de bestuurders van deze organisatie onvoldoende aandacht hadden voor een gezonde bedrijfsvoering, waardoor de organisatie uiteindelijk failliet is gegaan. Dit mismanagement wordt in het genoemde onderzoeksrapport onder andere ‘bewezen geacht’ door de slechte kwaliteit van huisvesting: de inspectie voor Volksgezondheid zou zelfs hebben gezegd dat dit in “deplorabele staat verkeert”. Noodzakelijk geachte (ver)nieuwbouwplannen werden niet opgepakt, de waarde van het vastgoed is te lang te hoog gewaardeerd. Toen uiteindelijk een reële waardering van het vastgoed plaatsvond, bleek faillissement onafwendbaar. Door de onzekerheid rond het faillissementstraject signaleert het rapport dat de kwaliteit van de zorg ook in het geding raakt. Het eerder aangehaalde onderzoeksrapport: “Sinds het uitspreken van het faillissement op 27 december 2011 is er sprake van een cumulatie van spanning en onzekerheid onder cliënten en medewerkers. Hierdoor nemen de risico’s met betrekking tot de continuïteit en kwaliteit van zorg en de veiligheid voor cliënten toe. Bovendien zijn de randvoorwaarden voor het bieden van verantwoorde zorg niet voldoende op orde.” 

Vastgoed als peilstok voor goed bestuur?


In de publieke opinie wordt aangenomen dat het belang van de cliënt niet voorop stond bij de bestuurders, als de organisatie failliet gaat. Management dat integraal handelt, wordt geacht in staat te zijn een gezonde bedrijfsvoering te voeren, waar huisvesting en vastgoed onderdeel van uitmaken. Het beperken van juridische en financiële risico’s van vastgoed, vraagt om aandacht en actie van een zorgaanbieder. Tot op heden was er weinig aandacht voor risico’s van vastgoed in de langerdurende zorg: in de AWBZ bijvoorbeeld, werden kosten voor vastgoed tijdens de exploitatie neergelegd bij het collectief.

De verwachting is dan ook, dat de opgave voor bestuurders in de zorg de komende jaren zich zal afspelen op het vlak van integraal denken & handelen én integriteit. De verbinding tussen de kwaliteit van de geleverde zorg en een gezonde bedrijfsvoering, loopt via de organisatie-integriteit. Hier bedoel ik mee dat bestuurders en medewerkers in een zorgorganisatie zich meer en meer zullen gaan gedragen als ethische maatschappelijke ondernemers, die zich bewust zijn van de veranderende omstandigheden in het veld. Bestuurders, managers en medewerkers hadden als het goed is bij hun eigen handelen al aandacht voor integriteit, maar door de veranderende context krijgen zij behoefte aan meer integere en meer transparante processen binnen hun organisatie. En vanuit die behoefte, zullen die processen hopelijk ook worden ontwikkeld en ingericht.


Bron: paper E. Bezemer, Executive MBA Nijenrode, Modele Markt, Recht en Ethiek

Geen opmerkingen:

Een reactie posten